Een recent onderzoek uit Finland maakte gebruik van fMRI om de hersenactiviteit van 12 mensen die in het bovennatuurlijke leven en 11 mensen die dat niet geloven, te onderzoeken. Ze stelden zich bepaalde levenssituaties voor en keken vervolgens naar foto's van levenloze objecten. De 'gelovigen' hadden meer kans om betekenis te zien in de beelden en interpreteerden tekenen van de manier waarop de situatie zou uitdraaien. Hoewel de hersenscans van beide groepen grotendeels vergelijkbaar waren, hadden de sceptici meer activiteit in de rechter inferieure frontale gyrus, een regio die betrokken is bij cognitieve remming. De resultaten suggereren dat iedereen instinctief gelooft in het bovennatuurlijke, maar dat sceptici hun bijgelovige karakter opheffen.



Gerald Troost - Bovennatuurlijk (Mei 2024).